Clubrit 28

In den Bockenreyder

De Gele Carrousel Draait Door

Om 7 uur, met 7 graden en 7 fanatiekelingen, vertrekt ons peloton richting landgoed “De Utrecht”. Het weer is in transitie, net als onze garderobe. Windstoppers, beenstukken, korte broeken — het arsenaal aan kleding verraadt onzekerheid. Zelf ben ik niet helemaal fit uit bed gestapt. Gelukkig vond ik nog een verdwaalde paracetamol in de la. Ik ben namelijk niet zo’n ibuprofen. Zelfs het koffieapparaat wenste me sterkte.

Een ouwe rot in het vak zei ooit: “Een moment van zwakte mag je nooit laten blijken.” Gelukkig kan ik liegen als de beste — daar ben ik heel eerlijk in. Met een pokerface meng ik me dus in het gele peloton. Onder aanvoering van de nummer 2 in het kilometerklassement trappen we naar Schijf. In zijn kielzog de nummer 1, die dat wiel geen seconde uit het oog verliest.

De lucht is strakblauw, maar het blijft fris. Bij Achtmaal breekt de zon door, bij Loenhout wordt het zelfs aangenaam. De carrousel draait soepel door tot aan het Kanaal Dessel-Schoten. Halverwege merkt Martin op dat het kanaal niet helemaal op peil is. Na een sanitaire stop vult hij het netjes aan tot Nieuw Bels Peil. De eerste haarscheurtjes in zijn conditie worden zichtbaar.

We volgen het kanaal tot Arendonk. De laatste keer dat ik zo lang naar hetzelfde kanaal heb gekeken was toen ik op m’n zeventiende Kanaal Plus ontdekte. Net voor Reusel passeren we de grens. Daar waar de wind niet met ons speelt, maar wij wel met de gedachte dat er iets moois op ons wacht: In Den Bockenreyder.

Eerst nog een zevensterrenstrook kasseien bij Hulsel — in de volksmond ook wel “Hutsel” genoemd, want gehutseld wordt er zeker. “Ze trappen de kinderkopjes uit de kasseistrook,” zou Mart Smeets gezegd hebben. Vieze man eigenlijk, die Mart. Begint niet voor niks met SM en eindigt met EETS.

Langs de Neterselse Heide verandert de carrousel in een geel lint. Bij de geur van koffie en gebakken eieren houden we halt. Nog voor we besteld hebben, staat de koffie en taart al op tafel. “Ut zaller zôô zen…” staat er op de kaart. Geen woord aan gelogen. Uitsmijters met zeven dooiers passeren de revue. De opwarming van de aarde kan ze hier blijkbaar gestolen worden.

Ik wilde vandaag indruk maken op de penningmeester. Gisteravond had ik met chirurgische precisie een echt tientje uit de spaarpot van één van de jongens gegrist. Trots wilde ik het overhandigen. Helaas was de penningmeester nog aan het herstellen van een trip naar Napoleons Corsica. Een Tikkie teleurgesteld voldoe ik mijn betaling via Whatsapp.

De terugweg begint met een vies windje. Zo’n windje dat je moraal probeert te breken nog voordat je bidon leeg is. Maar in het tempo van de gele carrousel is daar weinig van te merken. De vorm is goed. De benen draaien, de neuzen staan dezelfde kant op, en zelfs de wind lijkt zich erbij neer te leggen.

Op de Meerleseweg doet Frans een poging om René zijn moraal te breken. Parijs is immers nog ver, en Frans heeft zijn zinnen gezet op een mentale coup. René, onverstoorbaar, geeft geen kik. Martin daarentegen voert op dat moment een ander gevecht: hij probeert krampachtig het laatste wiel te houden. Het verbouwen van de benedenverdieping blijkt niet alleen een aanslag op zijn huis, maar ook op zijn hamstrings. Toch is hij taai. Het krampspook krijgt hem niet klein.

Met een hartslagpiekje hier en daar rijden we na Meer voor de zevende en laatste keer de grens over. Een symbolisch moment — alsof we de laatste pagina van een goed boek omslaan. Via Zundert bereiken we het zonnige terras van het Wapen. De fietsen worden geparkeerd, de helmen afgeworpen, en de verhalen beginnen al voordat de eerste bestelling is geplaatst.

We vullen de verloren sappen aan met wat goudgele rakkers. Gelukkig zouden dit er geen zeven worden. Want hoewel de benen nog willen, is het hoofd al bezig met het WK mountainbike. De rit zit erop. De carrousel komt tot stilstand. Maar de herinnering draait nog even door.

Groet,

Ivo